Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [7]Evenwel [8]zal Ik Ariel beangstigen, en er zal treuring en droefheid wezen, [10]en [die stad] [11]zal Mij gelijk Ariel zijn. 7. Alsof Hij zeide: Het is tevergeefs dat gij mij met uiterlijke ceremonien meent te verzoenen; vergelijk hfdst.1 vs.11. 8. Dat is, Ik zal het brandofferaltaar doen verwoesten; ja, ook den tempel. 9. Te weten bij de Joden, vanwege het verbreken van het brandofferaltaar. 10. Hebreeuws, zij zal mij gelijk Ariel zijn; te weten die stad Jeruzalem. 11. Dat is, Ik zal hen ook beangstigen, latende dezelve door de Babyloniers verstoren en verwoesten; of, gelijk in den tempel voor het altaar dode beesten liggen, die geslacht waren om geofferd te worden, alzo zullen er ook in en omtrent de stad vele dode lichamen der verslagenen Joden liggen.